dinsdag 3 september 2013

Vakantieverhaal

Mijn favoriete vakantiefoto van dit jaar. Hij stond al op Al weer een foto



Meer is minder

Ik ben vertrokken. De neus naar het zuiden en maar stappen. Van Amsterdam naar Zandvoort en sindsdien de kustlijn volgend. Al weken loop ik. Steeds minder bagage om mee te dragen. Wat kleren, een schrift en een pen, maar vooral sandalen. Meer heb ik niet nodig. De zilte lucht wisselt met die van havens en vis. Bij eb ruikt de zee naar wier, krabbetjes en schelpdieren die penetrant dood in de lucht hangen. Er zijn de meeuwen met hun gekrijs, de sterns met hun korte kreet en de zon op mijn hoofd. 

Nog even en ik bereik Étretat; een stadje aan de Normandische kust. Bekend vanwege de mooie formaties van de krijtrotsen. Al dagenlang zie ik er ansichtkaarten van in de stalletjes langs het strand. Het ligt op de route. “Niet de moeite waard; erg toeristisch,” is me verteld. Ach het zal wel meevallen. Langs het lelijke kijken heb ik wel geleerd de afgelopen halve eeuw, waarin de wereld niet mooier is geworden, maar nog zo veel te genieten kent. Die rotsen zijn een paar duizend eeuwen oud en ik wil ze op waarde schatten.

Maar afslaan rechts na Le Havre: nee. Geen Mont St. Michel. Én. Het is nog ver weg. Maar ook in Hendaye of Irun ga ik niet westwaarts. Niet achter al die mensen aan die om betekenis aan hun vlucht uit het dagelijkse leven te geven de bedevaartsroute naar Santiago de Compostella lopen. Gewoon door naar het Zuiden. Sjokken. Dwars door de Iberische woestijn. Als vanzelfsprekend langs Madrid, dat altijd op de route ligt, maar verder zie ik het wel.

De zon gaat onder. De lucht is roserood, zoals het haar van de dirigente die ik zag vlak voor vertrek. Ze dirigeerde het eerste vioolconcert van Prokovief. De muziek schoot gisteren rond de avond voor het eerst weer in mijn hoofd.

De natuur hier past bij de dirigente en die muziek. Een vrouw die voor een gerenomeerd orkest staat. Hoe vaak heb ik dat al gezien? Volgens mij nog nooit. Vechten om niet gepest te worden met dat haar en uiteindelijk greep op al die mannen en vrouwen; ze aanzetten tot het beste. Zal dat het zijn?”

De uitvoering was prachtig. Deed niet onder voor Valery Gergiev, om een favoriet van me te noemen. Helaas slecht in namen. De hare vergeten. Nu uitkijken. De stenen zijn scherp en sommigte liggen los. Niet vallen. Het hoofd buigen.



In een gebogen houding ga je sneller tobben. Dan duiken ziekte en thuis weer op. Na de grens met Spanje dan is het vroeg genoeg om weer aan pijn te denken. Nu negeren in de tredmolen van iedere dag verder. Vergeten. Afstompen. Zie je wel ik voel het al weer. Erover praten, denken of schrijven kan niet. Het bederft alles. Het is er altijd. Overdag. In de avond. 's Nachts als ik wakker wordt en 's morgens aan het begin van de dag. "Wat voel je dan?" vroeg de UWV-arts fleemend. Ik kon het niet zeggen, omdat ik niet aan de pijn wilde denken. 

Het was diezelfde arts die in mij een vrolijke man voor zich zag zitten: “die wel twee keer lachte tijdens het gesprek.” Functioneel lachen dat was het. Dat doet een gesprek beter verlopen. Maar nee het werd uitgelegd in een vorm dat ik gezond was. Dat ik nog eens als een lachebekje zou worden gezien, wie had dat kunnen denken. Een Wouter Bosje. De middag erna had ik een gesprek met een psychologe. Diagnose: depressief en suïcidaal. Ze heeft er voor doorgeleerd. Ja ik kan er nu weer om lachen, al voel ik nog steeds woede over die nepartsen van het UWV. Medici die mensen beter schrijven in dienst van de staatsruif en daarom specialisten passeren. Ach het is lang geleden. En woede vreet je op. Je moet verder.

Het landschap is vrij vlak. Naast de smalle rustige velden staan bomen en struiken. De kleine bolletjes van het vlas wiegen in de zinderende lucht. Of het vlas ligt al plat en omgelegd op het veld om te rotten. Slijten en dauwrotten heet dat. De leeuwerikken in de lucht maken het lopen, omdanks de hitte, tot een feest. Ze fluiten een eenvoudig wijsje dat de dag kracht bijzet. Satie leerde me dat weinig meer kan zijn en vooral dat dit geen cliché is. Een levenlang kan ik naar de Gymnopédies en vooral de Gnossiennes luisteren. Toch zoek ik even naar meer. Het stadje Chateaubriant kan ik niet zomaar passeren. Ik neem er een 'chateaubriant'. Verder heeft het niet veel te bieden en de biefstuk smaakt ook niet echt. “You think you're smart,” zegt een dronkeman die naast me zit te eten, “but your beef isn't named after this city, but after one of the numerous nobleman this country produced.”



Als ik de Pont de Saint-Nazaire overga dan zie ik eindelijk weer water. De zee in de verte, niet die vlakke zoals in het kanaal, maar de Golf van Biskaye, waar het echt kan spoken zoals iedere zeeman weet. Ooit was ik dat ook. Zeeman. Nu loop ik langs de stranden en kijk over de branding naar de vlakte die zo groot is en zo eindeloos en zoveel krachtiger dan wij met ons bijna zeven miljard. Mijn sandalen zijn vrijwel versleten. Mijn opschrijfboekje is nagenoeg vol. Mijn hoofd is leger dan leeg. Waar zou ik over moeten denken.

Hoe was het ook al weer? De zee trekt. Ik hou zielsveel van haar. Meer dan ik van mezelf kan houden. Zo ongeveer en nog iets meer, schreef ik ergens op het internet. Ze is ook zo groot, zo wijds en zo omarmend. En overal. Als je maar naar de randen wil lopen. Dat iets meer, waar ik destijds over schreef, wat was dat? Ik keer terug, herinner ik me. Maar waarom?”

Het Lac du Hourtin wil ik zien op ooghoogte. Dit is een van die plekken die me uit zo'n klein ovaal raampje op hoogte aanspraken, zodat voortaan de wens sluimert het in het 'echt' te willen zien en genieten. Op de grond is het minder zichtbaar. Het meer ligt tussen de bomen en als ik kom aanstappen dan zie ik het al. Dit gaat mis. Hourtin Port is een jachthaven met jachthavenmensen, met jachthavenbruin, en dito shirts en broeken. Ik hoor hier niet en verdwijn.

Weer op de vlucht. Een echte saté zou ik willen. Met de smaak van trassi, djinten, knoflook en sambal. Of gewoon een expresso; een sterke met een glas water. Het wordt het zand en de zee, water, banaan en brood.

“Het doel van het leven is lopen als het moet, genieten als het kan en iets betekenen; niet alleen voor jezelf, maar ook voor anderen. De 99% zo je wilt. Vaak voor minder en soms voor meer. Behoud het mooie en bestrijd het lelijke. Dat is een goed uitgangspunt. Zo kan ik verder.”

Geen pagina's meer om de gedachten verder uit te werken. De golven rollen door. Ik loop er in en voel de kracht van de zee. De volgende dag ga ik verder over een strand waar ik als jongen van vijftien al was. Niets veranderd. In Carcan sur Mer klim ik over de duinen. De expresso is er in een klein caféwinkelachtig tentje. Met een mooie vrouw die het al bestiert. Ze vraagt of de muziek me stoort. Non, schud ik. Ik luister en proef. De mystieke tonen van Pärt maken dat ik besluit dat je niet altijd, altijd, maar verder hoeft, omdat je vanzelf verder gaat als je niet indut. De trein terug vertrekt uit Bordeaux.


Geen opmerkingen: