zaterdag 28 januari 2012

Richting







Treinen en seks

“Mannen denken vier keer per week aan seks en vrouwen 2½ keer,” zegt de jongen naast me tegen het meisje tegenover hem. “Wat weinig,” antwoord zij. Haar antwoord geeft hem blijkbaar moed om door te gaan met het onderwerp: “Ja ik doe dat in 'n uur.” Met een lach van haar en nog een paar opmerkingen eindigt dit gespreksonderwerp. Ik moest nog even denken aan het onderzoek onder honderdduizend Belgen over hoe vaak ze 'het' doen. Dat is gemiddeld per Belg 1½ keer. Ze zijn er in het algemeen tevreden over. Waarschijnlijk liggen tussen denken (4x) en doen (1,5x) praktische bezwaren. Maar alleen aan seks denken hoeft ook niet onplezierig te zijn. Het tweetal naast me gaat luidruchtig verder. Ik doe mijn best niet naar het geklets te luisteren. Dat gaat me goed af. Ik ga verder met de krant.

Naar Kerkrade reis ik. Een reis van drie uur. Als ik daar klaar ben met mijn werk, wil ik nog gaan fietsen. Ik krijg een heerlijke kop soep en het interview loopt behoorlijk uit, maar is wel leuk. Mijn energie is op en ik probeer te vertrekken, maar dat gaat moeilijk. Eigenlijk duurde het te lang. Moeilijk om duidelijk te zijn over een zwakke gezondheid. Een cursus wees-duidelijk-en-miet-bescheten zou aan mij goed besteed zijn. Nauwelijks kom ik daarna nog op mijn fiets. Roermond is mijn doel. De tocht gaat in noordelijke richting en grotendeels door Duitsland. Ik rijd langs de vliegbasis voor de AWACS. Ik was er al eens eerder, maar toen aan de Nederlandse kant. Ik zal Roermond niet halen. Toch is de tocht prettig; gaat omhoog en omlaag. Het stuk langs de Roode Beek (Roden Bach) springt eruit; een echt grensgebied met moeras en beek. Het is donker als ik op een bordje zie staan: Sittard 8 km en Roermond 22 km.

Ik besluit naar Sittard te rijden. Pech. Het blijkt dat de richtingsborden alleen voor auto's zijn bedoeld. Onder een lantaarnpaal - een stuk terugrijden - bij een klein dorpje bekijk ik mijn mijn kaart en vind uit via welke plaatsjes (Höngen en Tüddem) ik in Sittard kan komen. In de verte zie ik al lang een flat in Sittard waar ik twintig jaar geleden een gepensioneerde lerares sprak. Ze was uit het Westen gekomen en pacifiste. Ze vertelde over de slopende invloed van de katholieke kerk op haar leven. De acht kilometer zijn door het omrijden twaalf kilometers geworden.

In de trein terug start ik met het uitwerken van het mijn interview en het schrijven van dit blog. Het rumoer om me heen hoor ik niet. Wel heb ik na Eindhoven even zwaaicontact met iemand - die ik op de foto zet - in de trein naar Den Haag.

Je kan de foto's in dit blog aanklikken voor een grotere versie.




donderdag 26 januari 2012

Gedichtendag 2012 bijdrage



De bedding

verplaatst zich in de tijd
door het meanderen, door
menselijk ingrijpen of
zware regenval

wat blijft is de loop van de stroom
van waar ze ontspringt tot
waar de zee haar opslokt

ze is voor de vaat
voor woeste wasvrouwen
voor spelende kinderen
voor vissende vaders
voor witte steenkool of
voor schippers, reders en duikers

en voor de mensen die zeggen
dat je moet genieten van de kleine dingen
de zonsondergang, de polder en rivier
zodat ze kunnen zien dat wat hen miniem lijkt
groter is dan zijzelf

toch als platen zich als schollen
tegen, over of onder elkaar duwen
maken rivieren plaats voor bergen en
verdwijnt een stroom

martin

dinsdag 17 januari 2012

service en veiligheid







Treinen en zwanen


In de trein naar Santpoort-Noord, waar ik vandaag mijn fietstocht startte, telefoneerde iemand luid en duidelijk. Zo hoorde ik dat hij iets van Veronica kreeg aangesmeerd. "Dat hoef ik zelfs gratis niet," liet hij de verkoper weten.
“Hoe komt u aan mijn nummer?” vroeg hij daarna. Het antwoord was vast niet: 'gekocht bij je provider of een ander bedrijf waar je klant bent,'maar een ingestudeerde dooddoener waardoor hij nog even bleef hangen.
Wil je af zijn hinderlijke reclame dan kan je jezelf registreren bij het Wettelijke https://www.bel-me-niet.nl/. Dat vertelde ik de man ook. "Bel-me-niet." Hij proefde de woorden twee keer hardop, waarschijnlijk om ze niet te vergeten.

“Heeft u gevonden wat u zocht” vraagt een keurig verzorgde heer met hoed. Ik ben inmiddels in de duinen beland met mijn fiets en een klein stukje van het pad gelopen. “Als je niet weet wat je zoekt dan vindt je altijd wat,” antwoordde ik in tegeltjes wijsheid. De man sputtert nog wat tegen over de flora en fauna op de grens van water en land. Het klopt wel; als je meer weet dan zie je ook meer en als je gericht zoekt dan vind je misschien precies wat je zoekt.
Maar je laten verrassen door berijpte blaadjes is ook niet gek. Verder zag ik de wilde zwaan. Ik denk dat ik ik die nog nooit eerder zag, maar dat kan ook aan mijn onkunde liggen. Omdat ik inmiddels op de hoogte was van het bestaan ervan - en dat het geen in het wild levende knobbelzwaan is - wist ik nu wat ik zag.

In de trein terug werd mijn kaartje gecontroleerd door een halve ME'er: Een zwaar gekleed en vierkant type met handboeien aan zijn gordel. Ik had zoiets nog niet eerder gezien.
“Bent u de conducteur,” vroeg ik.
“Nee service en veiligheid,” antwoordde de man.
“Bent u spoorwegpolitie?”
Weer hetzelfde antwoord: “Service en veiligheid.”
“Is dat iets tussen conducteur en spoorwegpolitie in?” deed ik toen maar een gooi, want het was me duidelijk dat 'Service en Veiligheid' een functie bij de NS is.
“Nee het is Service en Veiligheid. We mogen kaartjes controleren en zijn een soort spoorwegpolitie zonder pistool,” gaf de man inmiddels toch als duidelijk antwoord.
Ach er zullen mensen zijn die zich veiliger voelen door dit machtsvertoon op de trein.

Dit is geen column, maar gewoon een blog. Ik hoef me nu dus niet in bochten te wringen om uit te leggen wat telefoon reclame, de flora en fauna van het duingebied en handboeien met elkaar te maken hebben. Dat doen anderen maar.





zaterdag 14 januari 2012

Praatje








Weer

Het plan is om via de uiterwaarden naar mijn moeder en haar man in Ede te fietsen. De rivieren zijn overgelopen en zetten hekken en wilgen in het midden van enorme watervlaktes. Om dat te zien maak ik die omweg. Zo wordt het een tocht van ruim honderd kilometer.

Op de ochtend voor de tocht lees ik in een folder: “Probeer te genieten van de dingen die u nog wel kunt.” Het lijkt me een mooi motto voor vandaag op de fiets. Ik kijk om me heen en maak af en toe een foto. Als ik de buurt van Zeist weer op wil stappen - na het maken van een foto van een zwam op een stammetje -, wordt ik aangesproken: “Mijnheer heeft u iets moois gezien?” Na mijn antwoord word ik meteen gewezen op de Paddestoelenwerkgroep KNNV. Als ik zeg dat het een beetje ver is, weet het enthousiaste echtpaar ook in Amsterdam wel een afdeling. "Er zijn ook vakantieweken," gaat de vrouw door. In het voorbijgaan een plaatje maken daar kan ik van genieten, maar een club: nou nee.

***

Kort voor deze ontmoeting nam ik een kop paddestoelensoep in 't Bluk. Het gesprek kwam al snel op het weer en klimaat. Het lijkt inderdaad wel lente (na de herfstweken ervoor): de zon schijnt, het is warm en de vogels fluiten. Op de website van het KNMI las ik diezelfde morgen het laatste artikel over het natte en winderige weer van de afgelopen weken en de samenhang daarvan met de klimaatverandering. Het wordt gemiddeld warmer en er valt meer regen. Of de wind al dan niet gaat toenemen is minder duidelijk.

Er zijn verschillende elementen die de windkracht aanjagen. Een belangrijke is het temperatuur verschil tussen Noord en Zuid. Door de snellere opwarming wordt dat in de winter juist kleiner. Het KNMI ziet geen toename in windkracht, maar wijst wel op Duitse studies en van de Tweede Deltacommissie die wel iets degelijks zouden beweren. De Deltacommissie stelt overigens op pagina 115 dat: "er een tendens [is] naar vaker optredende (zuid-)westen winden, maar geen aanwijzingen voor meer of sterkere noordelijke winden. Winden vanuit het noorden veroorzaken de hoogste wateropzetten aan de Nederlandse kust." Wel een tendens, maar geen alarmbellen als het om wind gaat.

***

Binnen een maand wordt me al voor de tweede keer gevraagd hoe het komt dat ik kan fietsen. De eerste keer nadat ik ingestort was door het koken (verstandig zoveel mogelijk zittend op een stoel). “Maar je kan wel fietsen?” Allereerst brengt fietsen lucht in mijn hoofd. Ik kan weer even denken, recapituleren, me organiseren, plannen maken en van het leven genieten. Fietsen is vooral doorgaan, domme kracht gebruiken en je stuur recht houden; niets fijnzinnigs. Fietsen zelf is pijn lijden. Niet te erg, maar na een poosje gaan de dijen protesteren. De mooie beelden die ik daarbij onderweg tegenkom zou ik niet willen missen. Fietsen heeft meer voor- dan nadelen. Ik blijf er van genieten.




vrijdag 13 januari 2012

krabben in het Noordzeekanaal


Als ik wacht op de pont die me naar de andere kant van het Noordzeekanaal brengt is er altijd wel wat zien. Het zijn voorbij varende schepen – vaak onder Liberiaanse vlag-, vogels, bloemen en mensen. Dit keer lagen er een paar schilden van krabben bij de pont van Buitenhuizen. Dat is nog zestien kilometer van de kust. Het ligt daarom niet voor de hand dat het de strandbuit van een meeuw is geweest.

Dat hoeft ook niet, want in het Noordzeekanaal leven ook strandkrabben. Oostelijk van het Centraal Station sporadisch, maar verder vrij algemeen. De strandkrab is niet het enige schaaldier dat er voorkomt. De Chinese Wolhandkrab – je weet wel uit de Thaise keuken – heeft zich nog veel breder rond Amsterdam verspreid. In 1985 was er sprake van een plaag. “Bij de sluisdeur in de Singel verzamelden zich overdag krabben die hier 's avonds tegenop klommen en de Nieuwendijk overstaken,” schrijven Martin Melchers en Geert Timmermans in Haring in het IJ.

Er komt nog een soort voor in het kanaal, het Zuiderzeekrabbetje. Het is een krabbetje dat in 1874 voor het eerst in Nederland gesignaleerd werd, in de Zuiderzee. Het is uit Noord-Amerika afkomstig. Het water van het IIsselmeer is te zoet geworden en daar is het verdwenen. In het zoutere water van het Noordzeekanaal en IJ komt het wel voor. Maar ook daar is het op zijn retour. Wel komen er steeds meer Blauwe zwemkrabben voor, eveneens uit Noord-Amerika en al sinds de jaren dertig van de vorige eeuw in Nederland.

Om welke soort het tijdens mijn tocht ging, de strand- of Wolhandkrab? Ik heb geen idee. Een volgende keer nog beter kijken.

Bron:
Martin Melchers & Geert Timmermans, Haring in het IJ; de verborgen dierenwerled van Amsterdam (Stadsuitgeverij Amsterdan, 1991)