donderdag 31 maart 2011

't Wad en de dijk

De eerste lepelaar van dit jaar zie ik in een sloot niet ver van Anna Pauwlona. Later op de dag zal ik er bij de Waddendijk nog een zien. Hij zwaait met zijn snavel.

De wijdsheid van het landschap in Noord-Holland laat me voelen dat ik wil werken. Lekker makkelijk gedacht; ik zit in het zadel en heb nog een flink stuk voor de wielen. Omkeren doe ik niet. De zon schijnt.

Langzaam aan krijg ik wat meer inzicht in de grote lijnen van mijn leven. Dat is prettig want als een los element rondzweven is onplezierig. De stilte en ruimte geven de rust die ik nodig heb om een stap verder in mijn denken te zetten. Er blijft voorlopig nog genoeg om op te ruimen.

Noordoostelijk van het Amstelmeer gaat het landschap glooien. Je rijdt na De Haukes een andere wereld in. Een wereld die al bestond voor de drooglegging van de Wieringermeer. Opeens ben je van betrekkelijk nieuw in oud landschap; op een 150.000 jaar oude stuwwal. Er is De Hoelm, waar een begraven vikingschat is gevonden. Er zijn oude boerderijen en dijken. Het dorp Hyppolytushoef wordt al genoemd in de 14e eeuw. Hier ben ik nog nooit geweest. Ik blijk een route uitgezet te hebben die grotendeels overeenkomt met de LF-10a.

De bomen zijn nog kaal. Dat vind ik niet erg; uitgekeken ben ik nog niet op de kale takken. Vooral als ze afsteken tegen een hel blauwe hemel kan ik er van genieten. Het is fijn dat de lente er aan komt, maar ik smacht er niet naar, zoals vorige jaren.

Als ik zo'n twintig kilometer over de afsluitdijk heb gefietst ga ik over de dijk om naar de Waddenzee te kijken. De auto's en dode vogels worden me even teveel. Bovendien moet ik eten en drinken. De tocht ging minder snel dan ik gepland had. De stop komt daarom niet op het stuk tussen Zürich en Harlingen, langs de buitendijk. Als ik daar later aankom probeer ik te zien of het eb of vloed is. Ik hoop op eb want dat maakt van de Waddenzee een echte Waddenzee. En ik krijg mijn zin. Niet dat ik anders niet had genoten.

Voor mijn gevoel ga ik kris-kras door Harlingen. Opeens ben ik dan weer bij de dijk en ga langs een gasbehandelingsstation. Nog uren zal ik langs de dijk fietsen, vooral aan zeezijde, maar bij stilte gebieden aan de landzijde. Op een stuk buitendijkse gronden zitten duizenden canadese ganzen. Enorme vluchten verplaatsen zich langs de waterrand naar een ander stuk grond. Als grote wolken komen ze langs vliegen met hun prachtige zwart-witte vlucht. Het juiste woord: magnifiek of indrukwekkend? Ik kan niet kiezen en houd het op beide.

Alleen de laatste dertig kilometer vanaf Wierum - met zijn mooie kerkje - naar Buitenpost fiets ik landinwaarts. Ook dan is de dijk als groene streep nog lang in de verte te zien. De zon gaat met flarden wolken ervoor onder vlak voor ik bij het station ben. Nog voor het donker kom ik aan.

foto's gemaakt op 29 maart 2011


zaterdag 26 maart 2011

Mooie zwarte



Normaal fiets er ik langs. Hooguit kijk ik even en zie een schietterein, wat kantoren, windmolens en een reactor. Het is Petten. Daar staat de tweede kerncentrale van ons land. Over de bomen heen kan ik het reactorvat zien staan. Vreemd, maar tijdens het kijken voel ik me een halve spion, alsof ik iets doe wat niet mag.

De kust is niet alleen mooi, maar ook een vergaarbak voor militaire installaties, strategische industrie, onderzoeksinstituten en kazernes. Dat is ook op deze tocht duidelijk. De route loopt meteen langs de radaropstelling bij Fort Erfprins. Ik zie het woord Signaal op een van de radars staan en krijg een beeld van de Nederlandse bijdrage aan het raketschild. Een deel van die testopstelling zette de Japanse marine eens op een schip om de militaire technologie in de Japanse Zee te proberen. Natuurlijk koos Japan uiteindelijk toch Amerikaans.

Japan! Op mijn weg naar Den Helder las ik de Volkskrant. Het ging over mensen die 'verbrand' zijn door de straling. Het zijn de schlemielen van de moderne tijd; mensen die hun leven kwijt zijn aan de vooruitgang. Ik zie een toeristisch bord bij de Hondsbossche Zeewering. 'Het schoonste stukje Nederland,' staat erop. Wie goed kijkt ziet de centrale op de achtergrond. De deeltjes uit Japan zijn ook hier gemeten, maar niet schadelijk. Bij ons is alles gelukkig veiliger.

Ik moet denken aan de mariniers die jaren geleden bij Petten binnendrongen. Ik moet denken aan de klokkenluider die zijn baan verloor, omdat hij misstanden binnen de centrale naar buiten bracht. Ik moet denken aan de deskundigen die er werken en afhankelijk zijn van de atoomenergie en op TV nu hun zegje doen. Die het het verkopen als een schone energie vorm – met wat nadelen – om het klimaat niet verder te belasten. Ach dat denken.

De ruige zwarte koeien, de Kyloe of Black Cattle (van oorsprong uit de Westelijke hooglanden) die voor de centrale staan, geven het geheel iets rustieks. Het is alsof de gebouwen echt passen in de duinen. En misschien is dat ook wel zo. Misschien is het uitsluitend door mijn kijk dat ik de schoonheid vermengd zie met een nare realiteit van wapens, atoomtroep en oorlogsvoorbereiding. Om het toch goed te bekijken stap ik af en loop het duin op. Daar zette ik zo'n mooie zwarte op de foto met een flard reactorvat.

Het is niet ver van Schoorl waar een bosbrand kort geleden de duinen teisterde. Van de brand is steeds minder te zien. Wat hooglanders erop en er komt heide op wat zwartgeblakerd was. Bij de plek waar nu nieuwe natuur wordt aangelegd, kom ik pas nadat ik de strandvonder-die-er-niet-meer-is ben gepasseerd. De vorige keer stonden alleen zijn voeten er nog. Nu is hij helemaal verdwenen. Simon Gutker de romanticus die de romantiek van het jutten moest bestrijden. Hij is zelf gevonden: half afgezaagd en nog net niet gejut. Zijn voeten zullen wel weer vastgesmeed worden aan zijn lijf en dan staat hij weer als vanouds op de zeewering. Zo mijmerend fiets ik de Schoorlse duinen door.

Na Egmond aan de Hoef is de grond kobaltblauw gekleurd door een massa kleine bloemetjes, sneeuwroem. Vermoedelijk ooit gepland. Nu zijn ze verwilderd en verspreid door mieren. Het is gemakkelijk om tijdens zo'n tocht te vergeten wat er in de kranten staat en alleen het mooie te zien. Het gezang van de vogels, de wind in de bomen en het geruis van de zee, ze zijn er en vermengen zich met de aanwezigheid van de Staat die zijn eigen belangen verdedigt en bewaakt. Soms naadloos. Soms kortzichtig.



foto's tijdens fietstocht 25 maart 2011

Strandvonder



Als je boven komt staat hij daar. De man die ik altijd zag als de thuisgebleven visser. Hij heeft zijn hand boven zijn ogen en staat aan de rand van de Noordzee. Op de fiets ben je er niet vanzelf. Er zijn verschillende hindernissen bij Camperduin. Je moet draaien en keren tussen parkeerplaatsen en mensen door. Ten slotte bijna uit stilstand nog even de kuiten testen om boven te komen. Het eerste wat je dan ziet is: De Man. Vandaag kwam ik boven en de man was weg. Afgezaagd bij zijn enkels.

Het is geen nieuws het stond al in de krant. Sterker nog; ik weet nu wie het is die daar al sinds 1993 over de zee tuurt. Op de sokkel had ik al gelezen dat het om een strandvonder ging. Dat is een woord dat ik niet kende. Het betekent: door de overheid aangesteld persoon, die aangespoelde of opgeviste goederen in bewaring houdt tot de rechtmatige eigenaar ze opeist, of als dat niet binnen een bepaalde termijn gebeurt tot verkoop van deze artikelen overgaat.' Hier gaat het om Simon Gutker die zestig jaar hulpstrandvonder is geweest.

Het beeld van Gutker is na zijn dood gemaakt door Alkmaarse beeldhouwer John Bier. Bier vindt dat de dieven veel werk hebben verricht voor wat weinig op zou brengen. Bovendien werd hun plan verijdeld, omdat een Duitse toerist zag dat het beeld ingezaagd was en de manager van het er naast liggende paviljoen Minkema  waarschuwde.

Dit wist ik allemaal niet toen ik het paviljoen binnenstapte. Ik las het pas thuis. Ik wist ook niet dat het Ben van den Brink, de manager van paviljoen Minkema, was waaraan ik vroeg waar het beeld was gebleven. Hij vertelde dat hij de politie had gewaarschuwd en dat die weinig zin hadden in posten totdat de zagers hun werk af kwamen maken en het beeld mee zouden nemen. Ze zijn dus niet in de kraag gevat. Nu heeft de gemeente het beeld weggehaald. Ze zal het restaureren en terugplaatsen. Fijn want ik miste het meteen.

Na een kop stevige erwtensoep en een glas water reed ik weer verder. Maar naar paviljoen Minkema zal ik nog wel vaker gaan. De zee deed als altijd. Het was rustig en ik fietste.

Ooit stond het beeld van Gutker al eens op een blog dat ik maakte.

zondag 20 maart 2011

Weemoed

Met het woordje weemoed in mijn hoofd ga ik op pad. Het is de bedoeling eerst naar Purmerend te fietsen en dan naar Koog aan de Zaan. In Purmerend woonde het eerste meisje waar ik verkering mee had. Zelf woonde ik in West-Brabant. Ze leerde me in-de-pas lopen. Ik telgangerde. Ze liet me voor het eerst voelen dat je moet kiezen. Heel veel begreep ik er niet van. Eigenlijk zo goed als niets. Erg vond ik het wel, toen het over was. Met niemand sprak ik erover, wel ging mijn eerste biljartwedstrijd er na de mist in.

Laatst fietste ik langs de straat waar ze woonde. Dat was in een klein huisje. Gisteren besloot ik het straatje nog eens in te rijden. Er staan nu heel veel woningen te koop. Voor vertrek kijk ik door de enorme zak met brieven en kaarten die ik in de loop van mijn leven heb opgespaard om die van haar te vinden. De brieven zijn er nog, maar de enveloppen heb ik weggegooid. Die vond ik er blijkbaar niet toe doen. Daardoor kan ik nu het huisnummer niet meer vinden. Ze kreeg een theedoek van haar moeder na een maand verkering met mij, zo lees ik.

Wat me bij het graven en lezen vooral overvalt is schrik. Hoe weinig houding wist ik me destijds te geven. Hoe weinig ik begreep van anderen. De verhouding tussen mezelf en de ander was me volstrekt onduidelijk. Hoe slecht kon of wilde ik me inleven. In mijn brieven wist ik me doorgaans blijkbaar vaardig uit te drukken. Ook valt me op dat de brieven over wezenlijke en persoonlijke zaken gaan en daar nodigde ik blijkbaar toe uit. Mijn eigen brieven zijn grotendeels verzonden. Die kan ik niet meer doorlezen.

Kreeg ik bezoek of ging ik zelf op pad dan wist niet wat ik met de ander aan moest. Had ik langer de tijd om me in de groep te plaatsen dan lukte dit wel. De aandacht voor mij bleef ook dan onverwacht en onbegrepen, omdat ik dacht dat ik het niet waard was. Ik liep dan met mezelf onder mijn arm. De verwachte rol probeerde ik te spelen en dat doe ik nog steeds. Er is inmiddels meer bagage en meer routine. Een advies uit een brief van een paar jaar later, van een ander meisje, dat ik nu lees, lijkt op maat voor het heden. Vooral die constatering dat heel veel van zo'n dertig jaar geleden er nog steeds is, jaagt me schrik aan.

Er zijn mensen uit mijn leven verdwenen. Van velen vind ik dat niet erg. Er zijn mensen aan wie ik met weemoed terugdenk, omdat ze me warmte schonken die ik nodig had. Soms misschien zonder dat ze dat zelf wisten. Van sommige mensen waarmee wel meer contact was, zou ik willen weten hoe het met ze gaat. Je kan dan gaan zoeken met Google. Degene die ik het liefst weer terug zou vinden heb ik tevergeefs gezocht. Ze was 'gewoon een' vriendin, maar wel iemand waar ik veel aan heb gehad en van heb gehouden. De mooiste momenten heb ik met haar beleefd. Zij had veel minder aan mij, lees ik nu.

Wat is dat eigenlijk weemoed? Op de fiets denk ik dat het gaat om herinneringen aan vroeger waarvan je iets mist. Iets wat verdween en een leegte achterliet. Die leegte is er (lang) niet altijd en het ene laat meer holle ruimte achter dan het andere. Thuis kan ik zoeken naar een definitie: zacht treurige gemoedsstemming, zegt een woordenboek.

Synoniemen willen nog wel eens duidelijker maken waar een begrip echt om draait. Hier kom ik er niet verder door: melancholie, staat er. Maar elders had ik juist gelezen dat weemoed en melancholie niet hetzelfde zijn. Daar ben ik het mee eens. Weemoed is de weeë treurige gemoedsstemming om wat uit het verleden gemist wordt. Daar houd ik het op. Totdat iemand iets beters weet.

Dan fiets ik door van knooppunt 33 naar 50 en dan nog naar 73. Ik ga tekstboekjes voor Brik plakken bij de Kift (daarover later meer). Raak typeerde een recensent hun muziek als 'doffe koper weemoed.' Als ik zoek op De Kift + weemoed dan vind ik tal van treffers. Ook daarom dacht ik aan het woord toen ik op de fiets stapte. Het was niet alleen die tas met brieven. De muziek van De Kift is naast weemoedig ook ironisch en melancholisch:

Ik zing, ik drink, ik lach, ik dans
terwijl mijn harte weent.
Mijn ogen schitteren in wilde glans
terwijl mijn harte weent.


Tekst uit Beguine op de voorlaatste CD Hoofdkaas

zaterdag 19 maart 2011

Onmetelijke rijkdom

“Ik bleef doorrennen tot ik niets meer kon zien. Mijn razernij en afgrijzen hadden mijn ogen verschroeid.”


Dit waanzinnige tempo van woorden, waarbij je nauwelijks adem kan halen, wordt volgehouden in het hele boek ‘Onmetelijke rijkdom’ van Ben Okri. De titel geldt niet alleen de inhoud, maar wat mij betreft ook het kunstwerk zelf. Het boek zindert van het geweld, chaos, de kracht van geesten en demonen, herinneringen en politieke meningen. Je wordt meegezogen in een andere wereld. Daarom breng ik het ruim tien jaar nadat het verschenen is nog even onder de aandacht van hen die het gemist hebben en wel zouden willen lezen.


Soms staat er opeens een kernachtige zin, die je even uit de stroom haalt en op de kant zet, waarna je weer in de rivier van voorbij razende gedachten en gebeurtenissen wordt gestort om mee te drijven, tegen stenen te botsen en onder water te worden gesleurd. Dit boek beschrijft niet het magische en mystieke Afrika, waar missionarissen en zendelingen op stuk liepen, het is er onderdeel van. Het is wel bijzonder dat je deze ervaring voor een paar euro kan kopen bij de Slegte of lenen in de bibliotheek. Toch, of juist door de magie, kon ik de eerste pagina’s maar moeilijk verteren. Het was wennen aan die andere wereld, maar dat duurt maar even als je er instapt.

Voor mijn kinderen heb ik ‘Geheimen van het Wilde Woud’ voorgelezen, het vervolg op de ‘Brief aan de koning’ van Tonke Dragt. In dat boek komt een dronkaard voor die met zoveel verve van zijn ongelofelijke avonturen kan vertellen dat het een lust is om voor te lezen. Maar die woorden zijn kinderspel vergeleken bij deze stroom van woorden. O wat zou ik dit graag voorlezen: de waanzin, de lust, de woede het mysterie. Het moet je mond uitvloeien als dikke olie uit de grond, dan weer hard en dan weer zacht, spuitend en stromend.

Het is ook een boek over de identiteit van Afrika. “En voor het eerst begon ik de geschiedenis te zien als een droom die wordt herschreven door degenen die weten hoe ze de informatie van het geheugen kunnen veranderen. Ik begon de geschiedenis te zien als een verzinsel, als een schaduwrealiteit, een realiteit die wij nooit als zodanig hebben ervaren. Wie leidt onze levens voor ons?” En even later, na rellen tegen politici die beloven wat ze niet doen en wel toezeggen wat ze niet zullen doen en de werkelijkheid van de straat verdraaien om er zelf beter uit te springen: “We begonnen ons af te vragen of onze razernij van invloed was op ook maar één enkele schaduw in de harde wereld die als de geschiedenis herschreven werd.” Over het Afrika van wie lezen wij eigenlijk? De geschiedenis werd gemaakt in “de enige taal die iedereen begrijpt - de taal van het geweld.”

Het is ook een boek over de onmetelijke rijkdom die wordt geroofd door een samenspel tussen corrupte politici, pers en gluiperds en de blanke. “Hij rookte een poosje zijn sigaret en nam met kalme ogen alles in zich op. Toen zei hij: ‘Ik heb een droom gehad. Een blanke man veranderde in een schildpad en vroeg me hem mijn land te geven. Hij had een geweer. Ik vocht met hem, en hij schoot me door mijn hoofd.’” En nog bondiger: “Ze maken Afrika kapot.”

De Britse Gouveneur-Generaal praat en droomt in mijn taal over Afrika. Zijn woorden zijn heel herkenbaar, ook al word je daar niet vrolijk van. Hij denkt iets van zijn omgeving niet mee te krijgen. Hij snapt inderdaad niets van de verhalen van insecten en geesten. Hij wil naar huis. Hij droomt over een weg waarlangs alle rijkdom afgevoerd kan worden, zonder aan de achterblijvers te denken.

Zwetend in zijn wijde katoenen hemd, maakt hij Afrika kapot in al zijn aspecten. Hij vernielt de taal, de traditie, de geschiedenis, de cultuur. Alles. “En terwijl hij in zijn grote kantoor zat met de foto van de Queen pal boven zijn hoofd, terwijl hij zijn lotsbestemming herschreef (de zijne rooskleuriger maakte, de onze zwartgalliger), haast de oude vrouw in het bos zich om onze ware, geheime geschiedenis te weven, een geschiedenis die gruwelijk en wonderschoon was, bloedig en komisch, labyrintisch, cirkelvormig, altijd veranderlijk, altijd verrassend (…).” Ik zou het hoofdstuk wel helemaal over willen schrijven, zo mooi, zo indringend, worden de gedachten van de Gouveneur-Generaal beschreven. Maar ook de stemmen die cirkelen in de lucht kunnen welsprekend zijn:

‘De blanken hebben onze kinderen tot slaven gemaakt.’
‘Op klaarlichte dag.’
‘En ze hebben ons volk laten zwoegen om hun koffie te zoeten.’
‘Zodat zij wegen konden bouwen die nooit hongerden.’
‘We hebben ze niet eens met de dood bedreigd.’
‘En zij zijn voor geen enkel gerecht gesleept, op de aarde noch in de hemel.’
‘Om zich tegenover God te verantwoorden voor hun misdaden.’
‘Daarom lijden wij nu.’
‘Op klaarlichte dag.’
‘Onze wegen hongeren wel.’
‘En onze geschiedenis weent.’
‘En onze toekomst is vol vraagtekens.’

De aanklacht gaat nog een halve pagina door. Zo direct, zo vol woede over geschiedenis, heden en toekomst dat het niet langs mij heen kan glijden. De woorden zijn een aanvulling - die niet misverstaan kan worden - op de hallucinerende teksten die de geslagen wonden beschrijven, maar ook op de taal van de geesten, het epische dialect van de bomen. Kortom hoe Okri Afrika heeft gevangen in woorden.

Op de achterflap staat : ‘Als Jeroen Bosch had kunnen schrijven zou hij onmetelijke rijkdom hebben geschreven.’ Het boek is inderdaad meer dan mooi, het is een monument.



Hoofdstuk 29: een flard nachtmuziek


Terwijl ik in de kamer zat verscheen er een prachtige gloed on me heen. Uit die omhullende gloed klonk een flard wonderschone muziek. Ik luisterde naar de puurheid van de muziek en zei heel zachtjes: ‘Ade ben jij dat?’

De geest van mijn dode vriend dook naast me op. Zijn glanzende witte hoed was het enige herkenningsteken en lichtpunt in die treurige duisternis.

‘Waarom breng je zulke liefelijke muziek mee terwijl er hier op aarde zoveel ellende heerst? Vroeg ik fluisterend.
‘Wees dankbaar voor de muziek,’ antwoorde hij.
Ik dacht na over zijn woorden. Ik hoorde een verkoelende wind over het land waaien. Ade zweeg. Zijn stilzwijgen maakte me opmerkzamer op de muziek.
‘Waarom verliezen we de hoogtepunten in ons leven?’ vroeg ik.
‘Om hoger of lager te kunnen gaan.’
‘Waarom verliezen we de mooiste dromen van ons leven?’
‘Omdat we vergeetachtig zijn.’
‘Hoe kunnen we die vergeetachtigheid tegengaan?’
‘Door onszelf te vernieuwen.’
‘Hoe dan?’
‘Door om de zeven jaar weer kind te worden.’
‘Zijn we gedoemd onze mooiste dromen te verliezen?’
‘Ja.’
‘Waarom?’
‘Om ze opnieuw te vinden.’
‘Hoe dan?’
‘Door te luisteren.’
‘Waarnaar?’
‘Naar de zielensmart of het gelach van de engelen.’
‘Waar?’
‘In onszelf.’

De muziek klonk nu zwakker. Hoe zwakker ze klonk, hoe mooier ze werd. Het was haast onverdraaglijk. De aanwezigheid van mijn vriend vervaagde. De gloed temperde. Hij liet me weer achter, op deze donkere plek, temidden van alle hardheden van de wereld.
Toen glimlachte hij en was verdwenen. Maar de muziek, waarvan de teerheid in de stilte bleef hangen, liet hij me behouden.”

Blog





foto's tijdens fietstocht 21 januari 2011
Als er een probleem – in de zin van iets dat je op kan lossen – opdoemt, door je hoofd huppelt of je uit je slaap houdt dan helpt het om het op te schrijven. Je hoeft er vaak niets meer mee te doen. De scherpe randjes zijn verdwenen en je kan verder. Waarom is dat eigenlijk? Het is deze vraag die door mijn hoofd speelt als ik langs het Amsterdamse Nieuwe Diep rijd.

Schrijven is een vorm van denken die goed valt te controleren. Je schrijft op wat passeert. Je kan terug lezen wat je eerder dacht. Het is een vorm van bewaren, bedenk ik me al snel, terwijl op het kanaal een woonschip passeert. Je bewaart de beschrijving en mogelijk zelfs enkele nieuwe gedachten of een oplossing. Dat geeft een veilig gevoel. Het kan niet meer kwijt.

Bij Weesp begint de mist. Die mist zal duren tot Soestdijk. Via de Westelijke en Oostelijke heide gaat de route. De heidestruikjes zitten vol met rijp en hier en daar schemert een boom door de mist. Ik maak een terloopse foto om niet te vergeten. Onthouden en denkbeeldig opschrijven wat mooi is en wat er in mijn hoofd opkomt dat is wat ik nu doe.

In Soestdijk zit ik aan tafel bij de Stripman en we praten over schrijven, vastleggen en onthouden. We hebben het erover of je schrijft en tekent voor jezelf of voor anderen. Of schrijven je diepe gevoelens weergeven is, rationele gedachten ordenen of geschiedenis vastleggen. Ook hier de vraag waarom. Ook de constatering dat schrijven helpt en plezierig kan zijn.

Dit denken en praten brengt me dichter bij wat ik wil met dit blog en met de persoonlijke uitbarstingen in rijmelarij, proza of gedachten. Schrijven heb ik geleerd omdat het nuttig was en om aan thuis te vertellen wat ik ver weg meemaakte. Vanaf mijn 21ste pende en typte ik dagboeken vol met overpeinzingen voor mezelf. Rommelige weinig terughoudende teksten die wel waardevol voor me zijn.

Voor mij is schrijven ordenen en zoeken. Dat was in de brieven naar huis, de artikelen en pamfletten en de dagboeken zo. Laatst merkte ik dat ik over iets niet schreef, omdat ik niet wist dat en wat er speelde. Ik kwam erop doordat ik er omheen schreef voor een blog. Dat komt vaker voor. Het zit nog onderwater en komt later misschien nog boven, als ik het niet vergeet. Voor een dagboek is het juist mooi om iets dat je niet begrijpt te grijpen en beschrijven.

Op het blog ben ik terughoudend. Aan thuis schreef ik ook niet alles. Het overbrengen van informatie en overtuigen is ook dingen weglaten. Ook op een blog is het kiezen. Alleen al omdat iedereen mee kan lezen. Toch als ik me bewust ben van waar ik omheen schrijf dan verrijkt het blog me meer dan de lezer misschien opmerkt. Het bloggen gaat door, dat besloot ik al schrijvende en op een fietstocht.

zaterdag 12 maart 2011



In een wolk van verbrand steengruis staat een man te slijptollen. Het is voor mij maar een paar minuten fietsen en een tochtje met de pont. Dan ben ik van een aangeveegde woonwijk met bestraatte wegen, betegelde trottoirs, parkeervakken en een omheinde speeltuin in een wereld die nog niet tot in de puntjes een vorm heeft gekregen. De man met zijn geraas past er goed.

Het is het terrein van de voorheen Nederlandsche Dok en Scheepsbouw Maatschappij. Er staat een kraan trots nog scheepswerf te zijn samen met de grote hallen die de NDSM lange tijd zijn uitstraling gaven. Ik rijd er tussen stratende mannen die de grauwe en gebarsten betonplaten vervangen door een ondergrond waarop keurige auto’s kunnen rijden en parkeren. Het terrein wordt opgeknapt.

Het begon met gestapelde zeecontainers in secundaire kleuren. Ze passen in de omgeving en zijn woonruimte voor studenten. Ook het café verderop in een half doorzichtige koker van gebogen plastic sluit aan bij de omgeving. Minder zichtbaar ontstond, binnen in de scheepshallen, een dorp van atelierruimtes en werkplaatsen opgebouwd met containers, prefab bouwketen en loop- en traproosters. Er hangt een losse zoekende sfeer waarin creativiteit gedijt. Skaters komen van heinde en nog verder naar de baan in de grote hal.

Het is een rafelrand bij de stad, een broedplaats: kleinschalig, rommelig en experimenteel. Elementaire cultuur, techniek en bedrijfsvormen worden er ontwikkelt. Bedrijven van binnen en buiten de werf willen die creativiteit gebruiken en brengen er meer vorm en structuur in. Ze claimen zelfs ruimte tussen het gewoel en kooien wat goed is en strijken de plooien glad. Vandaar de mannen die gebogen de nieuwe stenen leggen.

De man in de stofwolk blijft misschien doorgaan in de aangeharkte omgeving, maar wordt onvermijdelijk in een hoek gedrongen. Maar wie denkt dat die hoekjes onbeduidend zijn, snijdt in eigen vlees. Iedereen heeft rafels en heeft de ruimte nodig om er naar te kijken. Slordig waaiend stof hoort daarbij. Als het verdwijnt zal het elders weer opschieten. Bijna alsof het een natuurlijk proces is.

Of vergis ik me? Redeneer ik slechts vanuit mezelf; zie ik een der laatste Mohicanen in steen zagen.

Ruimte

De stoel waarop ik zit richt mijn blik naar buiten. Er staat een krulwilg die het hele raam vult. Als ik er heen loop, zie ik dat het een gigant is die een flink deel van de binnentuin achter de Govert Flinckstraat vult. Er vliegen koolmeesjes doorheen en ik weet zeker ook andere vogels als je goed blijft kijken. De vriend waarmee ik ga fietsen komt naast me staan. “Die boom moet flink bij gekapt worden.”

“Hij is prachtig. Goed voor insecten en vogels. Zonde om die in het gareel te kappen,” zeg ik. Ik ben zo iemand die altijd een voorspelbare mening klaar heeft.

“Daar zit iets roods,” zegt mijn vriend.

Ik kijk en zie het ook. Geen roodborstje; het is rood en geen oranje. Opeens zie ik het kopje van de vogel razendsnel van en naar de tak gaan. “Het is een grote bonte specht!” We kijken van boven op zijn rode buik. In hartje Pijp heeft die vogel de mooie boom gevonden.

“Hier wil ik twee zonnepanelen zetten. Genoeg voor mijn energie behoefte,” zegt mijn vriend. Zijn kaplust is daarmee verklaard. De boom blijf ik echter zijn zonnestralen gunnen. Er is toch ook een dak waarop die panelen kunnen.

We pakken onze tassen en fietsen naar de molen waar zijn moeder, die nu in de negentig is, als kind woonde. Voor vertrek maak ik nog snel een foto op zijn zolder voor een nieuw blog dat ik wil beginnen. Naar de molen is het een forse tocht van 70 kilometer; tegen de wind in. De onderbouw staat er nog tussen oprukkende wegen, industrie en aangelegde HSL-lijn. Het is geen landschap een molen waardig, maar een verrommeld allegaartje. Het kost me moeite te zien hoe het geweest moet zijn toen er nog ruimte was voor draaiende wieken en kolkend water.

***

Dit blog schreef ik in het najaar. In december zou zijn moeder overlijden. Door de tocht had ik het idee haar toch een beetje te kennen, ook al zegden we het bezoekje af; onze tocht duurde te lang en zij had een kwakkeldag.

zondag 6 maart 2011

doen en genieten




Aan nieuwe dingen moet ik wennen. Lang wennen. Ik kreeg een compact camera. Met mijn telefoon kon ik lezen en schrijven als het op foto’s maken aankwam. Er zaten wel beperkingen aan. Maar nu maak ik per ongeluk een flimpje als ik een foto wil maken.



De wind staat vanmiddag precies goed. Ze blaast me naar Den Haag CS waar ik de trein terug naar huis neem. Mijn hoofd raakt alweer gebruind door de zon en ook onder het schedeldak zijn de muizenissen aan het vertrekken. Het leven lijkt weer te gaan rollen. Tevreden ben ik niet, daarvoor zijn er teveel beperkingen. Maar er is ook erg veel wel mogelijk.

Een paar keer stop ik voor foto’s van beelden. Tussen Katwijk en Wassenaarseslag klim ik over het duin naar de zee. Het kost me meer adem dan ik in mijn zadel kwijt raak. Er staan twee stoeltjes klaar. Ik ben alleen en eet een appel en sinaasappel.

De tocht zit er weer bijna op. Mijn toestel is voor het eerst echt gebruikt. Nu nog kijken of de betere techniek ook mooiere platen oplevert. Er is meer dat ik moet fine tunen en afstemmen. Niet door banjeren, omdat vooruitgaan, naar de volgende dag, het hoogste goed is. Mijn weg nauwkeurig zoeken en weten waarheen ik ga.

Fietsen en werken lijken wel medicijnen tegen het langzame vergaan. Alsof er pilaren mee gemetseld worden waartussen de rest een plaats kan krijgen, maar of die zuilen al stevig staan? Ik weet het niet. Nog even voorzichtig doen.

De trein komt langs de plaats waar mijn beide zoons zijn geboren. Ik leg mijn pen weg en stap een station eerder uit en fiets nog een stukje naar huis. Het eten zette ik vanmorgen al klaar en de kip staat op een laag pitje.

Boven: Bij de monding van de Oude Rijn staat een beeld van Nicolas Dings. De Oude Rijn vormde een deel van de noordelijke de grens van het Romeinse rijk, Limes genaamd. Dat wist ik niet toen ik er wat plaatjes van maakte. Het kunstwerk staat er mooi. De eersten maakte ik vorig jaar en vandaag de volgende.

Hier naast en onder: Een beeld van Nic Jonk in Overveen. Regelmatig fietste ik er aan de overkant van de weg langs en zag iets wat ik in het voorbijgaan niet snapte. Een maand geleden stopte ik. Nog steeds kan ik niet alle uitstekende delen thuisbrengen. Wel zie ik veel innigheid in het brons. Vandaag stopte ik weer.





woensdag 2 maart 2011

Fietsen op de dag van de verkiezingen

Het wordt een mooie dag. Voor mij was dat reden om gisteren wat harder door te werken en vandaag de fiets te nemen. Met de wind grotendeels in de rug ga ik vanuit Steenwijk naar huis.



“Het was erg stil tijdens het stemmen,” zegt een dame van tegen de zeventig naast me in de trein tegen haar vriendin. Ook daar waar ik stemde was het niet druk vroeg in de ochtend. De andere gelijktijdige stemmer kende ik. Maar dat zegt weinig over de opkomst de rest van de dag.

Voor het eerst in mijn leven werd het PvdA. Ooit begon ik als beroeps militair met de VVD. Daarna werd het EVP, PSO, SAP, SP en nu dus de sociaal democraten van Cohen en neo-liberalen als Van der Ploeg en Vermeend. Het voelt niet echt lekker.

We hadden de lijst met kandidaten niet gekregen. Ik zag hem pas tussen de schotjes van lawaai-bomen-hout in het stemlokaal. De partij van mijn keuze was iets vergeten. Er was geen Turkse of Arabische naam te bekennen. Een witte lijst is niet mijn lijst. Hoezeer ik het met de standpunten ook eens kan zijn. Eén op de zes bewoners in Noord-Holland is van niet-Westerse afkomst, dat moet je toch op zijn minst een beetje terugzien.

‘Vergeten’ is een positieve benadering. Ook bij de stadsdeelraad verkiezingen moest ik uitwijken. Meer dan de helft van de 130.000 bewoners hier is van allochtone afkomst. Er stond er niet één op de lijst. De kleur van zo'n lijst zegt wat over je positie in de samenleving. "Eén land, één samenleving!" stond op een foldertje dat ik kreeg van de nr. 4 op de lijst voor Provinciale Staten verkiezingen in Noord-Holland. Nu de praktijk nog.


Grotere kaart weergeven

In Jonen eet ik mijn boterham. Het is nog steeds niet per auto bereikbaar. Wel met een pontje, lopend of met de fiets. Heerlijk, wat een rust; Vogels en riet. Vervolgens zie ik zestig kilometer lang ook bijna niemand.

De zon schijnt. Het wordt een mooie dag.



De riet en water tocht, zoals ik hem kan noemen. Het eerste stuk deed ik met de knooppunten: Begin NS-station Steenwijk naar 31 (goed opletten), 39, 62 (Giethoorn), 60, 53, 52 (leuk zelfbedieningspontje in Jonen), 51, 75, 74, 73 (Vollenhove), 80 (brug over Kadoelen). Tot daar 32 km. De ruim 100 km die volgde ging via wegen die ik al kende langs Ketelmeer, IJsselmeer, Markermeer/Oostvaarderplassen en Amsterdam-Rijnkanaal.