vrijdag 27 mei 2011

Wat een plek!

Foto's genomen op 27 mei 2011. Klik erop voor een grotere versie.











Dit wordt een klein blog over een heel klein plaatsje in de Weerribben. Ik schreef er al eerder over. Jonen is een verademing. Als er wilt wonen kan je niet de auto voor de deur zetten. Je woning is alleen bereikbaar met fiets of pont. Het gebied herbergt een enorme rust. Dat is in dit geval geen cliché maar een overdonderende werkelijkheid.

De pontjesbaas had het rustig vandaag. Er waren maar dertig fietsers. Het was het weer niet om te fietsen. Hij stak zijn hoofd om de hoek van de deur. “Mag ik eerst een appel eten voordat U me overzet?” vroeg ik verrast dat er iemand was. De vorige keer moest ik mezelf met handbediening overzetten. Nu was er een elektrisch aangedreven pont met bemanning. "Doe maar rustig aan,” was zijn antwoord.

Ik maak wat foto's en vind het jammer dat ik weer verder moet. Er staat een huis te koop, maar helaas. Net buiten het dorp zie ik een tjasker. Een wat? Dat dacht ik ook. Het is een molen in zijn minimaalste vorm. Af en toe draait hij op de harde wind en pompt via een goot wat water in de vliet. Hij is gebouwd op basis van tekeningen van de laatste tjaskerbouwer van Nederland, R.W. Dijksma uit Giethoorn.

zaterdag 21 mei 2011

opzoek


Foto's genomen op 20 mei 2011. Klik erop voor een grotere versie.
Net iets meer dan een jaar schrijf ik in het boekje dat nu voor me op tafel ligt. Het zijn overdenkingen, aantekeningen, notulen, verhaaltjes, artikelen en gedichten. Het eerste stukje schreef ik in een hoek van de bibliotheek van Emmen. Of de tekst tot nu toe samen te vatten is? Het gaat over een worsteling met discipline, pijn, prestatiedrift en losraken van de omgeving om me heen (en zweven is niet mijn hobby).

Vandaag is het anders. Ik ga fietsen met het gevoel dat ik ook kan werken. Het trappen is geen must; niet een vlucht voor onvoldoende werk of pijn; niet een manier om bij alles en iedereen vandaan te zijn; en niet omdat ik denk dat fietsen nog het enige is wat ik kan, maar om me te ontspannen. Op zo'n moment merk ik dat ik traag weer om leer gaan met mezelf.

De zon schijnt en er waait een frisse bries uit zee die me aan het einde van de tocht weer naar huis zal blazen. Het lijkt vakantie: vogels, bloemen, geschiedenis in het landschap, mooie huizen, gemalen en boerderijen. Het is genieten. Ik maak een foto van een klaproos en denk, mooi: voor een jarige van vandaag.
Even tussen door. Er zijn een paar dingen die komen met de lente en me opvallen: de eerste kievit, vleermuis en zwaluw, maar ook de allereerste klaproos die ik zie. Het zegt iets over mij, denk ik in het zadel: duikelen, willen presteren, drang naar vrij- en strijdbaarheid, maar ook de tere breekbaarheid van het mooiste rood dat er is.
Tijdens het genieten kan ik ook werken. Uren in het zadel (deze maand tot nu toe gemiddeld twee per dag) kunnen niet alleen worden gevuld met kijken naar de omgeving, het luisteren naar dieren en wind en het opnemen van de sfeer. Tijdens het fietsen stropen mijn gedachten alle velden af. Ze een beetje in een richting sturen kan ook geen kwaad.

Veel van wat ik weet lijkt verborgen te liggen. Na veel zoeken vind ik het weer terug. Op dat moment kan ik me niet voorstellen dat wat eerder een deel van mijn dagelijkse bagage – altijd voorhanden – was nu een ontdekking blijkt te zijn. Steeds maar weer te moeten struinen maakt het werken moeilijk en het leven zwaar. Maar als ik door wil zit er niets anders op.

De uitdaging van dit moment is bijna als beginneling nieuwe routes ontwikkelen en andere schema's maken om te vinden wat ik nodig heb. Alleen dan kan ik doen wat ik wil doen. Het voelt als twintig á dertig jaar geleden, toen ik mezelf ook voortdurend kritisch tegen het licht hield om verder te komen. Destijds deed ik dat met behulp van een dagboek en niet in het publiek.

Laatste bezoek

Ben zojuist voor het laatst bij mijn oma geweest. Tenminste zo voelt het. Het is een breekbaar oud vrouwtje dat de hele dag in bed ligt. Ze hoopt het zelf, denk ik, dat ze niet zolang meer hoeft te liggen. Ze heeft er vrede mee, zo zei ze.

Ze ligt niet helemaal alleen. Vier tot vijf keer per week krijgt ze bezoek. De zusters komen met het ontbijt, de koffie, de warme middagmaaltijd, thee en aan het eind van de middag met brood. ’s Morgens wordt ze gewassen. Ze luistert vaak naar een gesproken boek, dat ze per post op CD krijgt. Verder fladderen herinneringen door haar hoofd.

“Je opa moest het elektrische scheerapparaat van zijn buurman in het ziekenhuis lenen,” zei ze ogenschijnlijk zonder reden.

“Daar had hij toch zo’n hekel aan.”
“Koop maar een spiegeltje voor me en haal mijn scheerspullen, zei hij.”
“Toen ik terug kwam was hij dood.”

Het was heel snel gegaan. Dat weet ik nog. Zo zat hij met zijn bolle broek, waarin een overhemd achter een dunne zwarte riem gestoken was, in zijn stoel in de hoek van de kamer nog een Willem II sigaartje te roken, zo lag hij ernstig ziek op bed. Zonder nog aandacht te hebben voor het feit dat ik geslaagd was voor de middelbare school. Hij verhuisde al snel naar het ziekenhuis.

Gedurende de tijd dat mijn oma zijn scheerspullen was halen, riep hij de zuster. “Zuster ik heb zo’n hoofdpijn.” Ze beloofde wat te halen. Ook zij kwam te laat. Hij stierf aan leukemie. Pas in de trein terug naar huis begreep ik dat ze dit vertelde, omdat ze zich had afgevraagd of ze het goed had gedaan.

“Maar uw vader?,” vroeg ik.

“Die werd op twaalfjarige leeftijd met een kist weggestuurd om bij een boer te gaan werken in Schipluiden.” En bijna terloops: “Zijn vader had zelfmoord gepleegd.”

“Heeft hij zijn moeder in Hoogvliet nog wel eens teruggezien?”, vroeg ik.

“Weet ik niet.”

Later bleek dat ze met haar vader de Maas over stak in een roeiboot om de familie in Hoogvliet te bezoeken. De roeiboot lag op een afgesproken tijdstip ook weer klaar voor de terugtocht.

Haar vader werkte later op een scheepswerf in Vlaardingen.“Vlaardingen-Noord?,” vroeg ik. Mijn oma bevestigde dit. Opa had er ook gewerkt, toen het voor hem niet meer mogelijk was om haring te vissen, omdat zijn vrouw ernstig ziek was. Ze zou begin jaren vijftig overlijden, waardoor het nooit mijn oma is geweest. De tweede vrouw van mijn opa wel.

“Daar werkte opa – mijn opa, uw man – ook, toch?”

“Ja en de broer van mijn vader.”
“Ik zie de heinink nog voor me,” zei ze. Eerder had ik haar gevraagd of ze nog beelden van vroeger zag.

“De wat?”
“De heinink, de buitenkant,” verduidelijkt ze.

“Kwam u daar vaak?”
“Ja, ik bracht koffie in een blauw emaille keteltje met witte binnenkant.”

Ze zag het echt nog voor zich, dat moet wel. “Jij weet dat nog zo precies”, had ze regelmatig tegen mij gezegd als ik een herinnering ophaalde. Dat zij dit detail nog voor zich zag, daarvan realiseerde ze zich niet het bijzondere. Ze was nooit bijzonder geweest. Daarvan was ze overtuigd. Wandelen met haar vader en later met mijn opa, dat was haar grootste uitspatting geweest. Nu lag ze daar.

Tijdens twee volgende bezoeken zou ze spreken over het mooiste moment van haar leven. Dat was als ze als schoolmeisje ging ‘pootjebaaien’ in een aftakking van de Vlaardingse vaart bij Emaus: “De meester rammelde dan met sleutels op de ruit en wij trokken dan weer snel onze kousen aan.” Een paar jaar later zou ze het grote goed van die meester wassen. Ze had daarna nog vele dienstjes. Ze wist nog hoe ze schuld kreeg van een gevallen naaimachine en hoe ze harder werkte om die schuld in te lossen, terwijl het ding gewoon wankel was neergezet. Maar ze wist ook nog hoe ze met de mevrouw van een ander dienstje in Rotterdam een mooie gekleurde jurk ging kopen.

Ik durfde haar nauwelijks te verlaten. “Tot ziens oma.” Ik drukte een kus op haar wang en liep door de regen en wind, van oktober 2008, terug naar station Vlaardingen-West. Terwijl ik op de trein wachtte, schreef ik dit stukje in mijn dagboek.

Ik ben sindsdien nog drie keer geweest en steeds dacht ik: dit was de laatste keer. Nu is ze overleden.


Dit blog schreef ik op 6 augustus 2009. Het gaat over de oma van de kaarten waar ik blogs over schrijf. Vandaar dat ik het hier ook heb geplaatst, maar ook omdat ik prettig vind haar deze plek te geven.

woensdag 18 mei 2011

Katwijk in Zee; de kaarten van oma 1

Datering: 2 september 1935
Datering:16 juli 1921
Datering: 1928
Datering: 1931
Datering: 6 september 1929
Datering: 27 augustus 1925
Datering:22 juli 1928
Datering:tekst, zegel en stempel ontbreken.
Mijn oma liet een map met ansichtkaarten na die ze tijdens haar leven kreeg. De eerste kaarten stammen uit 1917, toen ze nog een klein meisje was. Opmerkelijk veel kaarten komen uit de badplaatsen. Katwijk spant de kroon.

Die plaats passeer ik regelmatig op een fietstocht langs de kust. Met een printje in mijn zak van de Katwijkse kaarten en een enkeling uit Noordwijk ging ik op pad.

In Noordwijk sla ik na Huis ter Duin, het hotel dat door Albert Speer lijkt te zijn ontworpen, linksaf naar een villawijk gebouwd op duinen. Mogelijk ligt daar het gebouw dat ik zoek. Ik zie niets en vraag twee gemeentewerkers me te helpen. Ze denken dat het gebouw aan de Koningin Astrid Boulevard ligt. Ik schatte mijn kansen daar zelf ook al het grootst.

De Astrid Boulevard is de rustige kant van Noordwijk. Rustig? Het is een bouwput, alsof er geen sprake is van een crisis worden villa's afgebroken en nieuwe opgebouwd. 'Mijn' pandje is verdwenen. Een bouwvakker die ik om raad vraag, weet het ook niet. “Hier ergens op de boulevard,” zegt hij. Zo groot is die niet en ik ga ook de kronkelweggetjes achter de boulevard langs. Niets. Op naar Katwijk.

De vissersplaats begint bij de monding van de Oude Rijn in de Noordzee. Deze uitwatering is in 1571 door de duinen gegraven, het Mallegat. Op de oever van het kanaal staat een mooi huisje op mijn kaart. Ik meen dat ik zie waar het stond, maar het is verdwenen. Op het strand staat een oud huisje. Dat dit weg is verbaast me niet. Ook de sluizen van mijn kaart zijn verdwenen. In 1984 werden ze vervangen. Weer twee missers. Datering: 1921

Nu zijn er nog foto's van gebouwen langs de Boulevard. Opvallende gebouwen met torentjes staan er op de kaarten. Dat moet niet moeilijk zijn. Ik zie heel veel vijftiger jaren bouw.
Aan het eind ben ik bij de haringkraam, maar een gebouw met een torentje heb ik niet gezien. Aan de kraam neem ik een haring en vraag om raad.

“Moet je haar hebben, ze heeft er verstand van,”“Nee die zijn weg. In zee verdwenen.” zegt de man. Ik geef mijn kopieën aan de vrouw.
“Ja, je zou het denken,” zeg ik wijzend naar de doorbraak.
“Mijn moeder had het daar nog over. Maar dat witte gebouw is een hotel in Noordwijk, langs de Koningin Astrid Boulevard,” voegt ze toe.

Thuis besluit ik maar eens te zoeken naar de huizen langs de Boulevard. In zee verdwenen, misschien, maar de oorzaak is de aanleg van de Atlantikwal. Bunkers werden er gebouwd en bijna zeshonderd huizen zijn langs de Boulevard gesloopt. Via de Haarlemmermeer, waar graan voor vis kwam, fiets ik weer naar huis. Mijn vangst was nihil.

dinsdag 17 mei 2011

Hervormde kerk, Wormer; de kaarten van mijn oma 2



Rooms Katholieke, H. Maria Magdalenakerk.
Doopsgezinde kerk, Vermaning.
Voormalige Nederlands Gereformeerde Kerk, nu woonhuis en café.
De nieuwe Nederlands Gereformeerde Kerk, De Wijngaard.

Mijn oma liet een map met ansichtkaarten na die ze tijdens haar leven kreeg. De eerste kaarten stammen uit 1917, toen ze nog een klein meisje was. Er zijn ook wat kaarten uit Noord-Holland bij, zoals deze uit Wormer.

Wormer is niet zo heel ver weg van mijn woonplaats. Met de pont over bij Hembrug en dan dwars door Zaandam: langs het beeld van Peter de Grote; de West- of Oostzijde affietsen; de Zaanse schans langs; en dan nog een stukje polder door. Het kerkje zou daar op me liggen te wachten
en de toren zou me vertellen waar. Bovendien: Wormer, hoe groot zou dat nu zijn.

Ik fiets wat in het rond in het meest compacte deel van het dorp, met vooral nieuwbouw. Na een poosje besluit ik het te vragen.

“Mijnheer weet u de Ned. Hervormde Kerk?”
Uitgebreid wordt me uit de doeken gedaan dat ik daarvoor de Dorpsstraat af moet rijden.

“Zeker twee kilometer doorrijden. Niet te snel stoppen. Daar ligt het links op een ...”
Dat laatste woord versta ik niet.
“... een mooi houten kerkje,” voegt hij er nog aan toe.

De Dorpsstraat die had ik al eerder gehad.

Eerst zie ik rechts iets wat een moderne kerk is. Op de terugweg blijkt het de Nederlands Gereformeerde Kerk en spreek ik de koster of dominee (dat had ik even moeten vragen; hoewel, omdat hij niet wist waarom deze NGK was afgescheiden van de gewone Gereformeerde kerk hou ik het op koster).

Even verderop weer een gebouw met het uiterlijk van kerk. Nu links. Een beetje vervallen. Wat verderop nog één. Ook al niet in beste staat. Dan kom ik langs de Heilige Maria Magdalena parochie. Een hoge stenen kerk, die ik vanuit het stukje polder op weg naar Wormer al had gezien, maar waarvan ik toen dacht dat hij bij Den Ilp hoorde, zover oostelijk van de Wormerkern ligt hij. Ik maak er een foto van. Bang dat dit het einde is van mijn tocht en dat het houten kerkje is afgebroken.

Ik besluit niet terug te gaan via de Zaan, maar door het mooie gebied tussen Den Ilp en Amsterdam-Noord. Dan kan ik de Dorpsstraat verder affietsen. Ik blijf hopen en kijken.

Aan het eind van een straatje zie ik het torentje van mijn kaart. De kerk is verder ingegroeid tussen bomen en struiken. Hij staat er prachtig naast een begraafplaats die wel iets weg heeft van een arboretum, zoveel verschillende bomen staan er. Het is er mooi en rustig. De foto die de fotograaf er ruim zestig jaar geleden maakte kan ik niet overdoen. Die ruimte is er niet meer.

De nadruk die de man in het dorp legde op de afstand die ik moest fietsen, begrijp ik nu. Wormer is gegroeid en heeft zich verplaatst. Het oude deel ligt als een lint langs de polder, ook de kerken en het gemeentehuis uit 1660. Eind 19e eeuw kwam de industrialisatie en verplaatste het dorp zich naar de Zaan.

Naar die Zaan fiets ik en kom opnieuw langs al die kerkjes aan de Dorpsstraat: rooms katholiek, doopsgezind en twee maal Nederlands Gereformeerd (de eerste omgetoverd in woonhuis en café en de tweede in gebruik). Elders staat nog een synodaal Gereformeerde Kerk, zegt de koster, een benaming die verraadt dat hij bij een afgesplitste kerk hoort. Normaal gesproken laat men het synodaal weg.

Ik heb voldoende buit en fiets rustig weer naar huis.

maandag 16 mei 2011

Hoek van Holland; de kaarten van mijn oma 3

Mijn oma liet een map met ansichtkaarten na die ze tijdens haar leven kreeg. De eerste kaarten stammen uit 1917, toen ze nog een klein meisje was. Er zijn ook een kaart uit Hoek van Holland bij, niet ver van haar woning.

Onlangs was ik er nog, in de Hoek, de badplaats die alles heeft:

- aan de overkant ligt een uitdijend Mordor, het rijk waar de Nederlandse economie op draait en dat haar levensaders, de wegen, verstopt en daarmee de zin en onzin aantoont van de vrijheid van de markt boven de planning van de economie;

- er is al bijna 200 jaar de Waterweg (als jongetje maakte ik de feesten mee vanwege het 150 jarig jubileum) die Rotterdam met de Noordzee verbindt en aan de basis ligt van de groei tot de grootste haven (een positie die het heeft moeten prijs geven aan Shanghai en Singapore, maar over die havens later meer in deze serie);

- een eindje stroomopwaarts liggen de twee armen van de stormvloedkering, waarmee een voorschot is genomen op de nakende gevaren voor Nederland door de zeewaterspiegelstijging;

- er zijn de duinen met zijn zoogdieren, reptielen en bijzondere planten;

- diezelfde duinen herbergen ook een bunkercomplex van waaruit militaire operaties tijdens de Koude Oorlog gestuurd zouden worden; op de top van een duin staan nog radiozendmasten en een langzaam verrottende troposcatter; die zijn signalen vanaf het vasteland van Europa naar de overkant moest sturen, door ze laten stuiten op de troposfeer;

- er is die pier om schepen te kijken en krabben te vangen; en - vanzelfsprekend is er het strand - de zee en het zand -, waar je kan graven en waar ik vroeger kwallen ving (ik bedoel opraapte en in een gevonden plastic zak of emmer stopte) die ik van mijn tante niet mee naar huis mocht nemen en dat vond ik dan weer minder vanzelfsprekend.

In Hoek van Holland komt alles samen, alleen een pier zoals op deze kaart – om je tenen in het water te steken als in een zwembad-, die is er niet. En om die kaart gaat het. Die kaart … Een kaart die me verraste. Naast H.G. en de naam van haar zus als afzender staat er niets op. Zelf zou ik nooit zo’n kaart kopen. De knipoog erop is mij te vet om nog leuk te zijn. Zou mijn oma hem, in 1931, op haar 21e wel leuk hebben gevonden? Want dat is ook waarom ik ervan opkijk deze kaart te vinden, de kaart is uit het interbellum. Waren er toen al zulke frivoliteiten? Mij leek het een soort burgerlijke jaren zestig humor met zogenaamde vrije moraal. Dom, ik weet het; dit soort humor is van alle tijden. De kaarten zijn dan ook nog steeds in allerlei varianten te koop.

Het past voor mijn gevoel niet bij mijn oma het gevoel achter deze kaart. De man doet denken aan oude mannen van vroeger: de broek hoog opgehaald met de riem over de dikke buik. Het figuur van mijn opa, 40 jaar later op zijn oude dag. Zou hij ook wijsgerig in een badpak hebben gekeken. Ik kan het me maar nauwelijks voorstellen.

Het figuur zal ik niet krijgen. Maar is het ook mijn voorland dat ik lustig jonge vrouwen ga bekijken. Ik betrap me wel eens op het ongegeneerd naar een vrouw kijken, maar jeugdige schoonheid doet er dan minder toe dan vrouwelijke uitstraling. Op straat zie je wel eens mannen zich omdraaien op een manier die duidelijk maakt dat ongegeneerd ook zijn gradaties kent. De man op deze kaart is er een voorbeeld van. Mij zou bij de vraag 'of het bevalt' het schaamrood op de kaken trekken. Daar lijkt me niets mis mee.

Harderwijk; de kaarten van mijn oma 4

Plattegrond van Harderwijk gemaakt door de Gelderse cartograaf Nicolaas Geelkercken, hij was verantwoordelijk voor de kaarten en bijzondere stadsplattegronden met profielaanzichten. De gravures zijn verkleinde weergaven van zijn eerdere kaarten, welke verschenen in het werk van
Isaac Pontanus (1639). (bron)
Van ansichtkaarten site
Mijn oma liet een map met ansichtkaarten na die ze tijdens haar leven kreeg. De eerste kaarten stammen uit 1917, toen ze nog een klein meisje was. Opmerkelijk veel kaarten komen uit de badplaatsen. Ook uit het brakke Harderwijk.

Uit een trein vol scholieren en forenzen fiets ik meteen mijn eerste kaart in. Maar het duurt even voordat ik dat door heb. De Stationslaan heeft niet meer dat statige van tachtig jaar geleden. Het is een verrommelde verkeersader met vrijstaande en twee-onder-één-kap-woningen. Het fietspad neemt het laatste restje 19e eeuwse grandeur weg. Alleen het Christelijk College Nassau Veluwe ademt nog gezag.

“De gehele historie van Harderwijk ligt besloten binnen de stadsmuren, waarvan gedeelten alsmede de Vischpoort en de Smeepoort nog altijd fier overeind staan,” schrijft de gemeente op haar website. De oude kern wordt bewaard. Wat daar buiten ligt gaat mee met de tijd. De mooie Stationslaan is te jong en niet gespaard. Toch zijn die stadslanen uit de 19e eeuw over tweehonderd jaar ook oud en bijzonder.

Harderwijk is ouder dan ik besefte. Als ik vraag naar de Vispoort krijg ik een prima aanwijzing en de raad: "geniet van onze mooie oude centrum." Dat doe ik. Ook van de kleine buurwinkels waar ik binnenkijk.

Al in 1231 verleende Graaf Otto van Gelre en Zutphen de plaats markt- en stadsrechten. De stad groeide uit tot een regionaal handelscentrum met o.a. rond 1500 de belangrijkste vismarkt van de Zuiderzee. Aan de universiteit promoveerden mensen als Boerhave en Linnaeus.

Na 1932 zou het karakter van Harderwijk snel gaan veranderen. De Zuiderzee werd IJsselmeer. Zoutwater werd zoetwater. In dat meer verrees in 1968 Flevoland. De stad lag niet langer aan een groot meer, maar aan het Wolderwijd. De 20e eeuw was voor Harderwijk ingrijpend. De stad zou vooral bekend worden door het Dolfinarium. Toerisme en dus ook het behoud van oude gebouwen zijn daarom belangrijk.

Ik reed door mooie nauwe straatjes en over de Vismarkt naar de Vispoort. Het tweede doel van mijn tocht. Er is op het eerste gezicht niet veel veranderd aan het bouwwerk sinds de foto voor de kaart van mijn oma is gemaakt. Een klein huisjes tegen stadsmuur is verdwenen en ook het witte pleisterwerk op de poort. De stadsmuur is uitgebreid. De poort is ouder gemaakt. Er is meer. Kijk zelf maar.



Grotere kaart weergeven

De Vispoort was de schakel tussen zee en markt. Hij is laat 14e eeuw gebouwd. In het begin heette hij Lagebrugge. In 1537 werd hij uitgebreid met een poortgebouw. Dit deed ook dienst als vuurtoren om schepen naar binnen te leiden. Dat poortgebouw staat er nog steeds.  In de late middeleeuwen lagen buiten de poort twee havenbruggen waaraan schepen konden aanleggen. Zee is een groot woord voor de wateren buiten de stadsmuren. Ze waren zo ondiep dat schepen op de rede voor anker moesten. Maar soms hield die zee huis en werden stukken land en havenbruggen weggeslagen. Buiten de poort lag in de 18e eeuw vermoedelijk een scheepswerf. Het gebied was een speelbal van water en wind, een ondiepte waar land weggeslagen werd. Nu is het een plek voor toeristen.

Maar ik zoek nog naar de huisjes, waarvan er één op de kaart staat en dat nu verdwenen lijkt te zijn. Er zijn ansichtkaarten waar ze nog duidelijker op staan. Dat die huisjes konden verdwijnen zonder dat daarover op het internet informatie verscheen verbaast me. Gelukkig geeft Jeroen de Jong van de Oudheidkundige Vereniging Herderewich een antwoord op mijn vraag: "De huisjes zijn halverwege vorige eeuw verdwenen (gesloopt) net als de trap bij de Vischpoort. De huisjes waren "armenhuisjes"  en er woonden gezinnen in. Zelfs gezinnen van 8 personen."

Nu blijft alleen de verbazing dat mijn kaart met een 19e eeuwse laan moeilijker herkenbaar is dan een kaart van een 16e eeuws gebouw. Dit terwijl die laan toch ook markant was.

vrijdag 13 mei 2011

twee kanten

Het raam

twee kanten heeft een raam
__ een zicht naar buiten, op het licht
__ een blik naar binnen, in 't donker
die tegenstelling dicht maar sluit niet

er zijn oneindig veel gezichten
__ een raam naar buiten ziet ook de regen
__ een raam naar binnen ziet soms de pret
of je ziet ... ik weet niet wat



het raam naar buiten is verstoft
__ door neerslag met, ja, met wat
__ soms is het er, zomaar, en opeens
__ alsof een IJslandse vulkaan uitbarstte
__ gevolg van 'n onafwendbaar proces
leek het schoon en dan is plots alles dof

als je dan naar binnen kijkt
(dat helpt, zegt men)
wordt het beeld mistiger
de zon maakt waziger
geen zeem met introspectie helpt










weg van het raam
met veel kracht
de ruimte in
naar de frisse wind
om steeds opnieuw
aan beide zijden
toch terug te keren
naar raam en ... stof


Zandkastelen


foto's: twee maal hetzelfde raam op landgoed Quadenoord, Renkum, 7 mei 2011.