zondag 30 januari 2011
Verwennerij: Amsterdam - Leeuwarden
Op de Afsluitdijk dacht ik: “Waarom doe ik dit eigenlijk, dat fietsen?” Naast me razen de auto’s en vrachtwagens voorbij; het is een tering herrie. Slechts drie maal zie je tijdens de 32 km de zee. Er liggen meer vogels langs de kant van de weg dan er vliegen.
De Afsluitdijk nog maar net verlaten, ga ik door een klaphekje (zo'n hekje dat schuin naar boven opengaat en als je het loslaat met een klap dichtvalt). Ik fiets de dijk over naar de kant van de Waddenzee. Daar blijf ik fietsen tot in Harlingen. Het is geen echt fietspad en soms loopt het zo schuin als een wielerbaan. Ik ben geen held vandaag en vind het soms eng.
Het water staat laag. De zon laat zijn waterige licht net door de wolken dringen; lichtspiegelingen komen van het natte zand en water.Ik zie strandlopers en andere waadvogels die ik niet herken. Een lepelaar loopt in een slenk met zijn kop heen en weer te zwaaien, snavel in het water.
Het is wonderschoon en rustig, zo bijna mystiek rustig. De auto’s van de Afsluitdijk verbleken. Andere momenten van de dag komen weer naar boven: de smienten in het Twiske en de kluten bij Hoorn; de traditionele kleuren van de huizen in de buurt van Opperdoes en Twisk; de kracht van het water dat de Lorenz sluizen verlaat; en de zon die net een beetje schijnt en mijn neus rood kleurt.
Enigszins verontwaardigd ben ik dat ik het mooiste van Nederland nodig heb om dit te beseffen. Ik fiets weer verder en kijk rond in Franeker, een mooi en zelfvoldaan stadje. Zie tussen daar en Leeuwarden de eerste lammeren lurken aan hun nog net niet versgeschoren moeders. De zon gaat onder voordat ik in Leewarden ben. Ik hoor de vogels in het donker roepen en fluiten.
De treinreis naar huis valt licht.
19 maart 2010
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten