zondag 30 januari 2011

Verliefd en in de 70


Voor ’t eerst sinds lange tijd weer een echte fietstocht gemaakt met de zon het grootste deel ervan op mijn bol. Net op weg was de vreugde over het fietsen al aan het tollen door mijn hoofd. Bij Egmond aan de Hoef zaten twee korte gedichtjes in mijn hoofd om die gedachten vast te grijpen. Ook maakte ik zoveel foto’s dat al bij de boet in de duinen van Castricum de accu van mijn telefoon leeg was en een foto van het duinmeer, dat daar in de zon lag, niet meer wilde.

Het bruiste. De energie barstte uit mijn lijf. Manisch. Dat woord schoot opeens door me heen. Misschien niet echt, maar wel een lichte vorm? Of niet? Na maanden van somberheid, leek alles weer los te komen: gedachten en de wil om iets te doen en te genieten. Extatisch dat is het woord. Het tintelde door mijn hoofd. Het voelde als koorts in mijn lijf. Het overviel me. Het was niet naar of beangstigend, maar het was wel veel. Is er geen manier om het te bewaren en op te halen als het nodig is.

In Callantsoog, bijna in Den Helder, nam ik in een strandpaviljoen een tosti en een Texels winterbier (aanrader). Een ouder echtpaar nodigde me bij hen aan tafel. Een tafel aan 't raam, zodat de bulderende zee dichterbij was en mooier om naar te kijken. Ze waren verliefd en tegen de zeventig. Dat laatste schatte ik. “In de zeventig,” zeiden ze, toen ik er naar vroeg.

De man had op het eerste gezicht een groot en stevig lijf, als van een bootsman. Hij was afgeleefd op de binnenvaart, als vrachtwagenchauffeur en als jongen van zestien à zeventien door het schoonmaken van scheepsruimen. Dat laatste zorgde ervoor dat hij nu bijna geen adem kon halen, volgens zijn vrouw. De laatste specialiste die hij bezocht zei: "Zegt u maar wat er nog wel werkt." Hij slikte morfine tabletten en grote hoeveelheden Ibobrufen tot hij een zombie werd. Dat paste hem niet. Blijven lachen was zijn devies. “Een dag niet gelachen is een dag niet geleefd.” Hij kende zijn tegeltjeswijsheid.

Het werd een bijzonder gesprek over vrijheid en onvrijheid in het geloof, de reactie van de omgeving als je het niet precies zo doet als het hoort, volwassenen doop, belijdenis, gescheiden financiën in een nieuwe relatie en leven met lichamelijke narigheid en net niet teveel de Heer. Ik maakte duidelijk dat de heer voor mij niet telde, maar boezemde blijkbaar voldoende vertrouwen in om toch tegen me te praten over geluk en moeilijke keuzes in het leven. Ook op kerkelijk terrein. Ze woonden nu gehuwd samen in Putte, waar de vrouw als weduwe al woonde, voordat ze hem ontmoette.

“Mooi daar,” zei ik.
“Erg veel bomen,” vond hij.

“Put de mooie dingen uit het verleden,” zei de man. Hij haalde een tocht op die hij vroeger wel eens maakte, van Rotterdam (waar hij toen nog woonde) naar Scheveningen. Daar nam hij dan een broodje zalm om vervolgens via het Westland naar Hoek van Holland te gaan voor een patatje bij een goed adresje. Gegeten en genoten als hij thuiskwam.

Hij lachte de ziekte uit die hem uit zijn slaap hield en spotte ermee. Om het vol te houden is er humor, indien nodig van de galg, genieten van wat je nog kan en hebt, zelfspot, omkijken naar de mooie dingen en relativeringsvermogen. Dat maakt dat je geen sombermans wordt. Dat relativeren voegde ik toe, maar pas tijdens het schrijven snap ik dat dit woord niet overkwam in het gesprek.

De vrouw deed zichzelf tekort door haar geluk van God gegeven te zien. Ze had er zelf aan gewerkt en er voor gekozen. Ik zag lichtjes in haar ogen.

Het was een mooie dag.

27 februari 2010

Geen opmerkingen: