De stoel waarop ik zit richt mijn blik naar buiten. Er staat een krulwilg die het hele raam vult. Als ik er heen loop, zie ik dat het een gigant is die een flink deel van de binnentuin achter de Govert Flinckstraat vult. Er vliegen koolmeesjes doorheen en ik weet zeker ook andere vogels als je goed blijft kijken. De vriend waarmee ik ga fietsen komt naast me staan. “Die boom moet flink bij gekapt worden.”
“Hij is prachtig. Goed voor insecten en vogels. Zonde om die in het gareel te kappen,” zeg ik. Ik ben zo iemand die altijd een voorspelbare mening klaar heeft.
“Daar zit iets roods,” zegt mijn vriend.
Ik kijk en zie het ook. Geen roodborstje; het is rood en geen oranje. Opeens zie ik het kopje van de vogel razendsnel van en naar de tak gaan. “Het is een grote bonte specht!” We kijken van boven op zijn rode buik. In hartje Pijp heeft die vogel de mooie boom gevonden.
“Hier wil ik twee zonnepanelen zetten. Genoeg voor mijn energie behoefte,” zegt mijn vriend. Zijn kaplust is daarmee verklaard. De boom blijf ik echter zijn zonnestralen gunnen. Er is toch ook een dak waarop die panelen kunnen.
We pakken onze tassen en fietsen naar de molen waar zijn moeder, die nu in de negentig is, als kind woonde. Voor vertrek maak ik nog snel een foto op zijn zolder voor een nieuw blog dat ik wil beginnen. Naar de molen is het een forse tocht van 70 kilometer; tegen de wind in. De onderbouw staat er nog tussen oprukkende wegen, industrie en aangelegde HSL-lijn. Het is geen landschap een molen waardig, maar een verrommeld allegaartje. Het kost me moeite te zien hoe het geweest moet zijn toen er nog ruimte was voor draaiende wieken en kolkend water.
***
Dit blog schreef ik in het najaar. In december zou zijn moeder overlijden. Door de tocht had ik het idee haar toch een beetje te kennen, ook al zegden we het bezoekje af; onze tocht duurde te lang en zij had een kwakkeldag.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten