dinsdag 9 april 2013

Gedichten

Voegen

Het huis waar ik woon:
aan alle kanten wordt gewerkt,
tegen de gevels voor en achter steigers,
de straat ligt open,
een boom is afgezaagd.

Het balkon wordt eerst glimmend
daarna grijs getjet
om betonrot te stoppen.
Mannen springen rond
daar waar normaal
alleen een plek zonder
toegang is.

De hobbelige weg
is ontdaan van keien.
Een graafmachine
piept als hij draait
en gromt als hij graaft;
de hele dag.
De stratenmaker zal nog
komen om in het zand
met kromme rug weer
stenen te leggen.

Mijn lijf kraakt. In de
voegen zit pijn. Een
pil stilt, maar stopt niet.

Tijd

Ik lees: de tijd die alles wat je lief-
hebt rooft en ooit vernielen zal.

Maar diezelfde tijd brengt mij
van de morgen met zijn ochtendpijn
naar de routine van de dag,
van de kwellingen van de avond
naar de slaap van de nacht
en uiteindelijk naar de rust
waarmee alle pijn vervliegt.

Het huis zal er nog staan.
De straat is een paar beurten verder.
De gekandelaberde boom
maakt ook dan nog ieder jaar
nieuwe blaadjes.

Martin Broek

Geciteerde tekst uit: 'Primarius,' opgenomen in de bundel 'Nieuws van Nergens,' Anna Enquest (Amsterdam/Antwerpen: De Arbeiderspers, 2010).

Geen opmerkingen: