Aanlegplaats
Primo Levi
vertaling Maarten Asscher en Reinier Speelman
Gelukkig de mens die de haven bereikt heeft,
Die zeeën en stormen achter zich laat,
Wiens dromen gestorven zijn of nooit geboren,
en die zit te drinken in het café van Bremen,
dicht bij de haard en van zijn rust geniet.
Gelukkig de man als een gedoofde vlam,
Gelukkig de man als zand in een riviermond
Die zijn last heeft neergezet, en zich het voorhoofd heeft gewist
En die uitrust aan de rand van de weg
Hij heeft geen vrees, noch hoop, noch verwachting,
Maar onbewegelijk kijkt hij naar de ondergaande zon.
Maar dit wil ik niet. Ik wil niet aankomen. Ik wil niet met een boterham met pindakaas naar de zee om daar de zon weg te zien zakken. Geef mij de tijd en ruimte, dan zal ik juist naar Vladiwostok fietsen. Daar zou ik dan de zon aan zijn reis zien beginnen.
Naar de bodem zakkend zand. Het is een paar mm of µm groot. Het is een eindproduct. Soms wordt het weer gebruikt in de bouw van wegen of gebouwen. Maar het begon als steen. Als rotsen die continenten hun vorm gaven. Rivieren deden onstaan. Zo groots hoeft en kan het niet. Maar dat ene rotsblok wil ik wel zijn. Door zijn ligging stroomt het water net wat anders.
Het is niet dat ik Levi niet snap. Het is niet dat ik het niet mooi vind. Zelfs in het Italiaans is het mooi om te horen (klik maar op dat filmpje). Het is niet dat ik het niet ook zou willen. Op een bankje naar de in zee zakkende zon kijken. Maar ik verzet me tegen het einde van mijn geschiedenis. Ik zoek naar een klein plekje om te ontdekken wat ik wil zeggen (liefst ook nog als ik krakkemikkig ben). En ik zoek naar een klein hoekje om daar over te schrijven en spreken.
Gelukkig weet ik die hoekjes nog steeds te vinden. En die zakkende zon, daar kijk ik bewogen naar om daarna weer verder te gaan.
L'approdo
Felice l’uomo che ha raggiunto il porto,
Che lascia dietro di sè mari e tempeste,
I cui sogni sono morti o mai nati,
E siede a bere all’osteria di Brema,
Presso al camino, ed ha buona pace.
Felice l’uomo come una fiamma spenta,
Felice l’uomo come sabbia d’estuario,
Che ha deposto il carico e si è tersa la fronte,
E riposa al margine del cammino.
Non teme né spera né aspetta,
Ma guarda fisso il sole che tramonta.
vertaling Maarten Asscher en Reinier Speelman
Gelukkig de mens die de haven bereikt heeft,
Die zeeën en stormen achter zich laat,
Wiens dromen gestorven zijn of nooit geboren,
en die zit te drinken in het café van Bremen,
dicht bij de haard en van zijn rust geniet.
Gelukkig de man als een gedoofde vlam,
Gelukkig de man als zand in een riviermond
Die zijn last heeft neergezet, en zich het voorhoofd heeft gewist
En die uitrust aan de rand van de weg
Hij heeft geen vrees, noch hoop, noch verwachting,
Maar onbewegelijk kijkt hij naar de ondergaande zon.
Maar dit wil ik niet. Ik wil niet aankomen. Ik wil niet met een boterham met pindakaas naar de zee om daar de zon weg te zien zakken. Geef mij de tijd en ruimte, dan zal ik juist naar Vladiwostok fietsen. Daar zou ik dan de zon aan zijn reis zien beginnen.
Naar de bodem zakkend zand. Het is een paar mm of µm groot. Het is een eindproduct. Soms wordt het weer gebruikt in de bouw van wegen of gebouwen. Maar het begon als steen. Als rotsen die continenten hun vorm gaven. Rivieren deden onstaan. Zo groots hoeft en kan het niet. Maar dat ene rotsblok wil ik wel zijn. Door zijn ligging stroomt het water net wat anders.
Het is niet dat ik Levi niet snap. Het is niet dat ik het niet mooi vind. Zelfs in het Italiaans is het mooi om te horen (klik maar op dat filmpje). Het is niet dat ik het niet ook zou willen. Op een bankje naar de in zee zakkende zon kijken. Maar ik verzet me tegen het einde van mijn geschiedenis. Ik zoek naar een klein plekje om te ontdekken wat ik wil zeggen (liefst ook nog als ik krakkemikkig ben). En ik zoek naar een klein hoekje om daar over te schrijven en spreken.
Gelukkig weet ik die hoekjes nog steeds te vinden. En die zakkende zon, daar kijk ik bewogen naar om daarna weer verder te gaan.
L'approdo
Felice l’uomo che ha raggiunto il porto,
Che lascia dietro di sè mari e tempeste,
I cui sogni sono morti o mai nati,
E siede a bere all’osteria di Brema,
Presso al camino, ed ha buona pace.
Felice l’uomo come una fiamma spenta,
Felice l’uomo come sabbia d’estuario,
Che ha deposto il carico e si è tersa la fronte,
E riposa al margine del cammino.
Non teme né spera né aspetta,
Ma guarda fisso il sole che tramonta.
Je kan de foto's aanklikken voor een grotere versie. Bovendien krijg je soms informatie als je er met de muis op gaat staan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten