zaterdag 21 mei 2011

Laatste bezoek

Ben zojuist voor het laatst bij mijn oma geweest. Tenminste zo voelt het. Het is een breekbaar oud vrouwtje dat de hele dag in bed ligt. Ze hoopt het zelf, denk ik, dat ze niet zolang meer hoeft te liggen. Ze heeft er vrede mee, zo zei ze.

Ze ligt niet helemaal alleen. Vier tot vijf keer per week krijgt ze bezoek. De zusters komen met het ontbijt, de koffie, de warme middagmaaltijd, thee en aan het eind van de middag met brood. ’s Morgens wordt ze gewassen. Ze luistert vaak naar een gesproken boek, dat ze per post op CD krijgt. Verder fladderen herinneringen door haar hoofd.

“Je opa moest het elektrische scheerapparaat van zijn buurman in het ziekenhuis lenen,” zei ze ogenschijnlijk zonder reden.

“Daar had hij toch zo’n hekel aan.”
“Koop maar een spiegeltje voor me en haal mijn scheerspullen, zei hij.”
“Toen ik terug kwam was hij dood.”

Het was heel snel gegaan. Dat weet ik nog. Zo zat hij met zijn bolle broek, waarin een overhemd achter een dunne zwarte riem gestoken was, in zijn stoel in de hoek van de kamer nog een Willem II sigaartje te roken, zo lag hij ernstig ziek op bed. Zonder nog aandacht te hebben voor het feit dat ik geslaagd was voor de middelbare school. Hij verhuisde al snel naar het ziekenhuis.

Gedurende de tijd dat mijn oma zijn scheerspullen was halen, riep hij de zuster. “Zuster ik heb zo’n hoofdpijn.” Ze beloofde wat te halen. Ook zij kwam te laat. Hij stierf aan leukemie. Pas in de trein terug naar huis begreep ik dat ze dit vertelde, omdat ze zich had afgevraagd of ze het goed had gedaan.

“Maar uw vader?,” vroeg ik.

“Die werd op twaalfjarige leeftijd met een kist weggestuurd om bij een boer te gaan werken in Schipluiden.” En bijna terloops: “Zijn vader had zelfmoord gepleegd.”

“Heeft hij zijn moeder in Hoogvliet nog wel eens teruggezien?”, vroeg ik.

“Weet ik niet.”

Later bleek dat ze met haar vader de Maas over stak in een roeiboot om de familie in Hoogvliet te bezoeken. De roeiboot lag op een afgesproken tijdstip ook weer klaar voor de terugtocht.

Haar vader werkte later op een scheepswerf in Vlaardingen.“Vlaardingen-Noord?,” vroeg ik. Mijn oma bevestigde dit. Opa had er ook gewerkt, toen het voor hem niet meer mogelijk was om haring te vissen, omdat zijn vrouw ernstig ziek was. Ze zou begin jaren vijftig overlijden, waardoor het nooit mijn oma is geweest. De tweede vrouw van mijn opa wel.

“Daar werkte opa – mijn opa, uw man – ook, toch?”

“Ja en de broer van mijn vader.”
“Ik zie de heinink nog voor me,” zei ze. Eerder had ik haar gevraagd of ze nog beelden van vroeger zag.

“De wat?”
“De heinink, de buitenkant,” verduidelijkt ze.

“Kwam u daar vaak?”
“Ja, ik bracht koffie in een blauw emaille keteltje met witte binnenkant.”

Ze zag het echt nog voor zich, dat moet wel. “Jij weet dat nog zo precies”, had ze regelmatig tegen mij gezegd als ik een herinnering ophaalde. Dat zij dit detail nog voor zich zag, daarvan realiseerde ze zich niet het bijzondere. Ze was nooit bijzonder geweest. Daarvan was ze overtuigd. Wandelen met haar vader en later met mijn opa, dat was haar grootste uitspatting geweest. Nu lag ze daar.

Tijdens twee volgende bezoeken zou ze spreken over het mooiste moment van haar leven. Dat was als ze als schoolmeisje ging ‘pootjebaaien’ in een aftakking van de Vlaardingse vaart bij Emaus: “De meester rammelde dan met sleutels op de ruit en wij trokken dan weer snel onze kousen aan.” Een paar jaar later zou ze het grote goed van die meester wassen. Ze had daarna nog vele dienstjes. Ze wist nog hoe ze schuld kreeg van een gevallen naaimachine en hoe ze harder werkte om die schuld in te lossen, terwijl het ding gewoon wankel was neergezet. Maar ze wist ook nog hoe ze met de mevrouw van een ander dienstje in Rotterdam een mooie gekleurde jurk ging kopen.

Ik durfde haar nauwelijks te verlaten. “Tot ziens oma.” Ik drukte een kus op haar wang en liep door de regen en wind, van oktober 2008, terug naar station Vlaardingen-West. Terwijl ik op de trein wachtte, schreef ik dit stukje in mijn dagboek.

Ik ben sindsdien nog drie keer geweest en steeds dacht ik: dit was de laatste keer. Nu is ze overleden.


Dit blog schreef ik op 6 augustus 2009. Het gaat over de oma van de kaarten waar ik blogs over schrijf. Vandaar dat ik het hier ook heb geplaatst, maar ook omdat ik prettig vind haar deze plek te geven.

2 opmerkingen:

Soli zei

Een heel mooi liefdevol stuk, Martin. Toen gemist en nu bijna ook gemist.

martin zei

Het komt niet vaak voor dat bekenden reageren onder een stuk dat al weer bijna weggezakt is. Het was een prettige tekst om te schrijven. Ik schreef het op Vlaardingen-West een heel open en tochtig station, vlak voor sinterklaas.